Wat zit er in een procesdossier?
Doorgaans bevat ieder procesdossier de volgende stukken:
- verbaal =daarin staat het verloop van het proces van dag tot dag
- eis = aanklacht /of rekest = verzoekschrift /of redenen van arrest = beslaglegging
- antwoord > gedaagde
- repliek > eiser
- dupliek > gedaagde
- ev. tripliek
- ev. quadrupliek
- calengier en emplooi = aankondiging van de getuigen en de bewijsstukken > eiser en gedaagde
- I conden = de getuigenverklaringen
- reprochen = verweer tegen calengier en emplooi
- salvatiën = verdediging hiervan
- vonnis (zit er vaak niet bij)
Bij het appeldossier wijkt dit enigszins hiervan af:
- De aanklacht heet daar niet eis maar grieven.
- Verder komt bij het appel na het verbaal eerst een akte van appel (verklaring van een van de partijen dat hij in hoger beroep gaat) en een beschrijfbrief. In die beschrijfbrief wordt het gerecht in 1e instantie (meestal het Brabants hooggerecht) gesommeerd om de stukken toe te sturen. In de meeste gevallen zitten die stukken nog steeds in het dossier, maar niet altijd.
Achterop ieder stuk staat (foto linksonder):
- een letter of een cijfer, die de plek van het stuk in het dossier aangeeft (hier 7)
- de hoedanigheid van de partijen
Bij een proces in 1e instantie is dat:
- eiser tegen gedaagde
- bij rekestprocedure: suppliant tegen geïnsinueerde
- bij arrestprocedure: arrestant tegen gearresteerde
Bij het appel is dat: appellant tegen geïntimeerde of ook wel geappelleerde.
Zo staat op het gefotografeerde stuk (bovenste foto):
- Dupliek voor de heer licenciaat van Eijll geappelleerde of geïntimeerde tegen juffrouw Catharina d'Ans appellante. Catharina is dus degene die in hoger beroep is gegaan.
Een gemiddeld proces vult ongeveer een halve archiefdoos. Het grooste procesdossier besloeg acht dozen.
Overigens gebeurt wel eens dat er niet alléén maar papier in zo'n dossier zit.
Voorbeelddossier en Rubrieken
Klik eens op het voorbeeldbeschrijving rechtsonder. In de beschrijvingen, die u kunt vinden in onze studiezaal, staan de volgende rubrieken:
- jaar = het beginjaar van het proces = 1740
- onderwerpen = waar gaat de zaak over; hierbij zijn meerdere trefwoorden mogelijk
- casus = beschrijving van de beginsituatie = Hamal en Franssen maken aanspraak op een obligatie uit de nalatenschap van Esther Gerard.
- procesgang = waar is het proces in behandeling geweest = in 1e instantie bij het Brabants hooggerecht en vervolgens in appel bij BCD
- annotatie = aantekeningen over het verloop van de procedure
In deze annotatie staan de volgende subrubrieken:
- periode: begin- en einddatum van de aanwezige dossiers = in dit geval heeft alles, zowel 1e instantie als appel, binnen 1 jaar plaatsgevonden
- eis: wat is de eis (1e instantie), wat zijn de grieven (in 2e instantie) = in dit geval gelijk aan elkaar
- procedure: welke soort procedure wordt gevolgd (gewoon, rekest, arrest, appel) = in dit geval in 1e instantie arrest en vervolgens appel
- partij 1 en partij 2: de aanduiding van de beide partijen op de stukken = hierover zo dadelijk meer
- bijzonder: inhoudelijke zaken als historische achtergrond, topografische gegevens, literatuurverwijzing, curiosa = in dit dossier zat blijkbaar niets bijzonders
- aanwezig: zijn de dossiers van voorgaande instanties al of niet toegevoegd? = in dit geval zitten de stukken van het proces in 1e instantie voor de Brabantse schepenen erbij; bovendien zit bij het vonnis van de Brabantse schepenen een motivering van hun vonnis (motiva sententiae)
- toestand: geeft informatie over de materiële toestand van de stukken = in dit geval waren de stukken in slechte staat, maar zijn door Jack gerestaureerd; gelijktijdig met de inventarisatie van de stukken loopt namelijk ook de restauratie ervan
Wat kun je, kijkend naar de aanduiding van partij 1 en partij 2 op de stukken, concluderen t.a.v. het procesverloop?
- Partij 1 = Hamal en Franssen (arrestanten) laten beslag leggen op goederen van partij 2 = Johanna Gerard (gearresteerde in bonis).
- Hamal en Franssen krijgen in 1e instantie bij de Brabantse schepenen blijkbaar geen of onvoldoende gelijk, want zij gaan in appel bij BCD (appellanten) tegen Johanna Gerard (geïntimeerde).
- Vervolgens wordt blijkbaar door BCD vonnis gewezen, waarbij Hamal en Franssen wel gelijk krijgen (triumfanten) en Joanna Gerard dus de verliezende partij is (succumbente).
- Daarna wordt er door Hamal en Franssen (libellanten) nog verder geprocedeerd over de kosten tegen Johanna Gerard (gelibelleerde).
Dit proces liep dus over 2 instanties, maar het komt ook regelmatig voor dat processen over 3 instanties lopen. Vanuit de dorpen (banken) van St. Servaas werd eerst in appel gegaan bij het Gerecht van de 11 banken. Vandaar kon men vervolgens nog eens in appel gaan bij BCD.
Delen
Made by zuiderlicht