De wat fletse Russisch-Nederlandse betrekkingen, die het grootste deel van de twintigste eeuw kenmerkten, zijn het afgelopen decennium toch wel enigszins bijgekleurd. Met name het jaar 1997 vormde hierbij een hoogtepunt. Met allerlei vieringen - onder andere de aanbieding van een bronzen beeld van tsaar Peter als scheepstimmerman door het Nederlandse volk - werd toen het feit herdacht, dat deze tsaar driehonderd jaar eerder, in 1697, zijn eerste grote reis naar het Westen maakte.
Het was weliswaar geen officiële reis, de tsaar reisde immers incognito, maar de gevolgen waren er niet minder om. Hij verbleef onder meer in Amsterdam, de metropool aan het IJ, waar hij vier maanden werkte op de werf van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Na afloop van deze stage, waarin hij een fregat bouwde, ontving Pieter Migaylof - het incognito van de tsaar was al die tijd door zijn gevolg streng bewaakt - het getuigschrift van meestertimmerman.
wat wilde de tsaar?
Wat beoogde de tsaar met zijn verblijf hier te lande? Hij wilde Rusland Europeser maken en daarom stelde hij zich in het Westen op de hoogte van de vorderingen van wetenschap en techniek om het achterlijke ‘moedertje’ Rusland in de vaart der volkeren op te stoten. Zijn hoofddoel was versterking van de Russische staat. Daartoe wierf hij vaklieden als ingenieurs, timmerlui, artsen en marineofficieren en bestelde hij baggermolens en navigatie-instrumenten. Hij kocht ook kunstwerken aan, waarvan een deel nu nog te bewonderen is in het Hermitagemuseum, het voormalige door Peter gebouwde Winterpaleis in Sint-Petersburg, de stad die hij in rap tempo uit de moerasgrond stampte.
wreedaard
Over de krachtige en kleurrijke persoonlijkheid van tsaar Peter is wel wat te melden. Het was een autocraat, een wreedaard van het zuiverste water, in de beste Russische traditie. Tegenspraak duldde hij niet en zijn driftbuien waren gevreesd. Hij wist ook van plezier maken en was een eersteklas drinker. Iedereen dronk hij onder de tafel, zelfs de Duitsers die zich in het speciale vreemdelingenkwartier van Moskou ophielden. En in de bevrediging van vleselijk genot was hij al even mateloos: aan het hof kwam een hele stoet bastaardkinderen ter wereld. Tweemaal huwde hij officieel. Zijn eerste echtgenote, even lief als saai, liet hij in een nonnenklooster opsluiten. Zijn tweede echtgenote, Catharina, een robuuste pastoriedienstbode uit Litouwen, hield ook van een stevig glas en was zelf evenmin een toonbeeld van monogame huwelijkstrouw.
tweede reis
Minder bekend is de tweede grote reis die de tsaar in 1717 naar het Westen maakte. Tijdens die reis verbleef hij één etmaal in Maastricht. Het hoge bezoek stond natuurlijk niet onaangekondigd voor de stadspoort. Eind juni 1717 stelde de gouverneur van de stad, Daniel Wolf baron van Dopff, burgemeester Arnold Sampson op de hoogte van het aanstaande bezoek, binnen twee à drie weken, van ‘den grooten Czaar van Moscovien’. Het stadsbestuur droeg vervolgens zijn belangrijkste functionarissen op met de gouverneur te overleggen over de wijze waarop Zijne Keizerlijke Majesteit moest worden ontvangen. Van Dopff bracht naar voren of het ‘tot divertissement van sijne Czaarse Majesteijt’ niet mogelijk zou zijn een grote vermakelijkheid te organiseren, vergelijkbaar met ‘het burcht bestormen op de Maas’, zoals dat in het verleden ook wel was gedaan. Het bestuur nam deze suggestie dankbaar over en trof voorbereidingen voor het waterfestijn.
100 kanonnen
Over het verblijf van de tsaar in Maastricht, op 27 en 28 juli, licht een achttiende-eeuwse kroniek ons in. Rond vier uur ‘s namiddags arriveerde de tsaar in de stad ‘onder het driemaal lossen van 100 stukken cannon’. De gouverneur en de commandant van de vesting waren de keizer en zijn gevolg tegemoet gereden tot Scharn, want de tsaar kwam vanuit Aken. Vergezeld door de gouverneur begaf de keizer zich onmiddellijk naar Sint Pieter om het enkele jaren eerder voltooide fort op de Sint-Pietersberg te bezichtigen. Met Van Dopff, de bouwer van het fort, deelde de tsaar een grote belangstelling voor vestingwerken. Ook op het fort werd de keizer met zijn gevolg verwelkomd met saluutschoten.
‘s Avonds boden ‘de Heeren van de Magistraet’ hun hoge gast een ontvangst op het stadhuis aan, waar ook een bal gegeven werd ‘daer verscheijde Heeren en Dames versogt (uitgenodigd) waren’. Tsaar Peter logeerde ten huize van de Luikse schepen Philippus Kerens, wiens familie ‘aanleunde’ tegen oude adel, zodat de hoge gast zich enigszins ‘onder ons’ kon voelen. Kerens woonde in de Bokstraat in een monumentaal pand dat in 1849 zou worden gesloopt bij de aanleg van het kanaal Luik-Maastricht.
De volgende dag voerde het schippersambacht het burcht bestormen op de Maas op, een schouwspel ‘in hetwelk den Czaar zijn plaisir nam’. Na afloop ‘heeft Zijne Majesteit den middag gegeten’ op kasteel Neercanne, eigendom en buitenresidentie van gouverneur Van Dopff. Rond vier uur kwam een eind aan de keizerlijke tweedaagse. Met het gebruikelijke eerbetoon werd de tsaar uitgeleide gedaan, waarna hij met een jacht stroomafwaarts naar Grave voer, vanwaar hij met de sjees verder reisde naar Nijmegen.
Over het optreden van de keizer en de indruk die hij maakte op de Maastrichtenaren, laat de kroniekschrijver ons in het ongewisse. Een smeuïge roddel of sterk verhaal heeft blijkbaar niet in stad rondgezongen. Op Peters gedrag, hij was zoals gezegd een verwoed liefhebber van drank en vrouwen, viel zeker niets aan te merken. Of bewaarde de kroniekschrijver liever een eerbiedig stilzwijgen?
het onthaal
Het onthaal van een buitenlands staatshoofd bracht ook in het verleden nogal wat kosten met zich. Men wilde de hoge gast tenslotte waardig ontvangen. Op 13 september 1717, ruim zes weken na het bezoek van de tsaar, keurde de Indivieze Raad van Maastricht - het stadsbestuur - de rekening goed voor de kosten die waren gemaakt vanwege het banket ten stadhuize en het burcht bestormen op de Maas. Het ging om een bedrag van 3.117 gulden en zes stuivers.
Hierin was begrepen de beloning voor de deelnemers aan het burchtspel; zij kregen zeven tonnen bier van twaalf gulden per ton en nog eens vijfhonderd gulden in de hand, inclusief de premie voor de innemer van de burcht. De glorieuze winnaar, ene Hendrik Knops, had intussen zijn onvrede laten blijken over de hoogte van die premie, welke hem slechts twee pistolen (een oude muntsoort) had opgeleverd. Hij verzocht de raad derhalve hem ‘voor sijne dapperheid (...) voor eene eeuwige gedagtenisse’ het Maastrichtse burgerschap te verlenen - hij woonde al langer in de stad, maar had geen burgerrecht - en gratis opname in het schippersambacht.
Op 30 augustus gunde de raad hem het burgerschap en verzocht de burgemeesters het gratis toelaten te regelen met de meesters van het schippersambacht. De in Grave geboren Knops werd dan ook op 7 september vanuit het venster van het Dinghuis burger geroepen onder het schippersambacht en beëdigd door burgemeester Sampson.
bestorming
Het burchtspel op de Maas trok vanouds veel bekijks, vergelijkbaar met de drukte rond een hedendaagse Elfstedentocht. Zeldzaamheid en heroïek maken beide ‘spelletjes’ bijzonder en brengen de winnaar eeuwige roem. Zoals de ‘tocht der tochten’ slechts bij strenge vorst verreden kan worden, zo werd het burcht bestormen alleen tijdens hoog vorstelijk bezoek georganiseerd door de meesters van het schippersambacht (vergelijk de ijsmeesters van de Elfsteden-organisatie).
Tot slot volgt hier nog een verslag van het burcht bestormen in 1717, zoals Schoonbrood en Grossier dat geven in hun Schetsen uit de geschiedenis van Maastricht en omstreken. ‘De achtzijdige houten burg, midden in de Maas opgericht, was ongeveer zes meter boven het water aan een spil bevestigd, waarom hij draaien kon. Onder vier van de acht open vensters hing aan twee beugels of krammen een laddertje. Wanneer de burg draaide, zwaaiden de laddertjes omhoog. Aan de spil was vlak boven het water een vloertje of bankje aangebracht, waarop de aanvallers konden staan om in den burg te klimmen. Deze werd door den gouverneur van het schippersgilde verdedigd. Eenige schippers waren de aanvallers. In het wit gekleed en met roode linten om armen en beenen, kwamen ze onder bas- en vioolmuziek in een scheepje de Maas afdrijven. Op het oogenblik dat ze een bepaald punt bereikt hadden, werden de vijandelijkheden geopend met een schijngevecht. De verdediger slingerde eenige brandende handgranaten in de richting van de stormers. De handgranaten vielen in de Maas, waar zij sprongen. De bemanning van het ongedeerd gebleven schip nam nu den burg onder schot en gaf drie salvo’s geweervuur. Daarop sprongen de stormers in het water en zwommen naar den burg. Eenige mannen gingen op het bankje staan, terwijl ze de spil vasthielden. Anderen klommen op hun schouders. Weer anderen klauterden nog hooger, tot eindelijk een van hen een laddertje kon grijpen. Toen was het tijd, dat de verdediger gebruik maakte van zijn voornaamste verdedigingsmiddel. Hij deed den burg om zijn spil draaien, al sneller en sneller, tot eindelijk de aanvaller, die mee rondzwaaide, het laddertje losliet en onder het gejuich der duizenden toeschouwers in het water plonsde. De eerste poging om in den burg te klimmmen was mislukt. Zoo werd de aanval nog verscheidene malen afgeslagen, tot het na een kamp van twee uren aan zekeren schipper Cnoep (Knops, J.L.) gelukte, door een list het fort in te nemen. De verdediger verliet nu zijn post en sprong in de Maas. De overwinnaar haalde de vlag van den burg en bracht er een saluut mee aan den hoogen gast. Daarna wierp hij ze in de Maas, zwom ze na en bracht ze triomfantelijk op den wal.’
auteurs
Jo Luijten en Kees Schutgens
bronnen
- Archief Indivieze Raad Maastricht, archiefcode 20.001A, inv. nr. 74 = Raadsverdragen 1715-1720;
- Handschriftencollectie GAM, archiefcode 22.001A, inv. nr. 653;
- M. Schoonbrood en J.S. Grossier, Schetsen uit de geschiedenis van Maastricht en omstreken, dl. I, (Maastricht 1924), p97-99 (de bron waaruit het verslagje van het burchtspel afkomstig was, bleek niet achterhaalbaar);
- Stephen J. Lee, Peter the Great, (Londen 1993).