Servaas beschermt zijn kerk tegen de Noormannen of 'hoe ontstaat een legende?' In het jaar 908 schrijft Regino van Prüm in zijn Kroniek dat de Noormannen in 881 de stad Luik, de vesting Maastricht en de stad Tongeren in brand gestoken hadden. Meer details geeft hij niet. Toen in de tweede helft van de elfde eeuw de priester Jocundus van het Sint-Servaaskapittel de opdracht kreeg een grote Servaaslegende te schrijven, vond hij dit bericht te summier. Hij bedacht daarom een aangrijpend verhaal over het leger van de Noormannen dat de stad Maastricht had ingenomen en dat had geprobeerd de Sint-Servaaskerk in brand te steken.
brandstichting mislukt
Dat lukte natuurlijk niet, want de H. Servatius zelf beschermde zijn kerkgebouw. De Noormannen waren, volgens Jocundus, zelfs zo diep onder de indruk, dat zij spontaan tot Sint Servaas begonnen te bidden! Jocundus vertelt: “Toen de Noormannen de Sint-Servaaskerk naderden, werden zij als door de bliksem getroffen teruggeworpen. Zij probeerden de kerk op een andere plek binnen te dringen maar zij konden ook daar niet naar binnen. Zij maakten installaties gereed om de daken te beklimmen en klommen naar boven met brandende fakkels die zij op de dakpannen wierpen, doch het vuur haalde niets uit en sneller dan gezegd kan worden, doofden de vlammen uit“.
“Toen zij inzagen dat zij hun plan ook op deze manier niet konden uitvoeren, riepen zij hun makkers, die beneden stonden, te hulp. Die snelden de daken op en droegen lijnzaad en stro en andere brandbare stoffen mee naar boven. Maar God, zijn barmhartigheid van alle eeuwen gedenkend, deed de vlammen naar hen terugslaan en veel van de boosdoeners werden door het vuur verslonden. Velen ook hingen aan de dakpannen, als vastgenageld aan handen en voeten. Het overige deel van het leger zond beden en geloften op naar Servatius, de welbeminde van God, opdat zij hun makkers, door zijn macht aan de daken vastgeklonken, behouden mochten terugkrijgen. Op hetzelfde ogenblik kwamen allen ongedeerd naar beneden”.
duivelse dans
Fons Tuinstra vond - in zijn boekje St. Servaas Legenden uit 1934 - klaarblijkelijk ook dit verhaal niet spannend genoeg, en bedacht er nóg wat bij. De beelden in de kerk werden opeens levende wezens en spuwden vuur terug: “De chimères op de daken begonnen te leven en dansten een duivelse dans door de vlammen. De Noormannen grijnsden nog, maar nu van afgrijzen. Ze wilden weg, maar waar ze vastgrepen, bleven ze kleven als geëlectriseerd. De waterspuwers aan de dakgoten spuwden rode gloed naar de aanvallers op de stormladders, die de sporten niet meer konden loslaten. Binnen kwamen wanstaltige wezentjes los van kapitelen en arabesken, en omstrikten in onvatbaar vlugge wendingen de gemartelde plunderaars. De Noormannen vluchtten weg, onder aanroeping van God en Sint Servaas. De vlammen vielen stil. De kerk was ongerept. Sint Servaas had zijn graf gered."
bijschrift
De legende van de vergeefse poging van de Noormannen om de Sint-Servaaskerk in brand te steken, inspireerde Hubert Levigne tot een spannende tekening in het boekje van Fons Tuinstra, St. Servaas Legenden (Maastricht, 1934), p. 34.
bron
De integrale vertaling van het werk van Jocundus, samen met alle voorgaande Servaaslegendes, is gepubliceerd door Régis de la Haye, voormalig archivaris bij het RHCL, in het boek Sint Servaas volgens Jocundus. Het leven en de wonderen van Sint Servaas door de priester Jocundus, deel 41 in de serie "Vierkant Maastricht" van de Stichting Historische Reeks, ISBN 90 5842 028 0.
auteur
Régis de la Haye