Belastingfraude is even oud als belastingheffing. Door de eeuwen heen hebben onze voorouders op alle mogelijke manieren getracht de fiscus om de tuin te leiden, zij het met wisselend succes. In het achttiende-eeuwse Maastricht werden overtredingen in de fiscale sfeer zwaar bestraft. Dat ervoer onder anderen Martinus Martens toen hij op 11 februari 1761 bij de Tongersepoort op heterdaad werd betrapt op het binnensmokkelen van een pot jenever zonder de verschuldigde accijns te hebben betaald. Hij werd door de Brabantse Hoogschout '...(ver)bannen buyten dese stad en jurisdictie voor den tijd van tien achtereenvolgende jaeren ...’.
alcohol
Smokkel werd pas echt interessant en winstgevend tijdens de Belgische Opstand (1830-1839), toen Maastricht samen met Sint Pieter een Nederlandse enclave vormde in Belgisch gebied. Het Traktaat van Londen, dat een einde maakte aan deze twist tussen Noord en Zuid, veranderde niet veel aan de bestaande situatie: de grens met de nieuwe Belgische staat werd namelijk vlak langs de stad getrokken. Het feit dat de belasting, met name op alcohol en gedistilleerd, in België veel lager was dan in Nederland betekende gaf aan de smokkelhandel een extra impuls. Smokkel betekende een lagere opbrengst van de accijnzen (belasting op produktie en verkoop van consumptiegoederen), die toen nog de grootste bron van inkomsten voor Maastricht vormden. Een goede controle op smokkelwaar door commiezen bij de stadspoorten was dan ook van levensbelang voor de stad.
smokkel
Wat weten we nu over de smokkelhandel van zo’n 125 jaar geleden: wie smokkelde? Wat werd gesmokkeld en op welke wijze gebeurde dat? Antwoorden op die vragen vinden we in een register van processen-verbaal opgemaakt door ambtenaren van de plaatselijke belastingdienst over de jaren 1863-1867. Dit register bevindt zich in het archief van het Gemeentebestuur van Maastricht. Uit de verbalen blijkt dat het overgrote deel van de betrapte smokkelaars gedistilleerd vervoerde. Slechts in een beperkt aantal gevallen is er sprake van andere waar, zoals vlees, tarwe, eikenhouten fusten en zelfs Limburgse kaas!
smokkelvrouwen en kinderen
Smokkel was een lucratieve zaak waaraan zowel volwassenen als kinderen deelnamen. In de verbalen wordt melding gemaakt van 34 mannen en 28 vrouwen. Onder hen bevonden zich vijf kinderen in de leeftijd van 15, 13, 11, 10 en 7 jaar. Van de 62 betrapte personen waren er 29 woonachtig in de stad zelf, terwijl een gelijk aantal de Belgische nationaliteit droeg. Van vier personen bleef de woonplaats onbekend doordat ze bij aanhouding direct de benen namen. Van de 29 geregistreerde Belgen waren er maar liefst 21 afkomstig uit Kanne, een dorp dat tot ver in onze eeuw met recht een smokkelnest werd genoemd. Smokkelen was dikwijls een traditionele bezigheid in bepaalde families. Vaak gingen meerdere familieleden samen op pad. Zo wordt er bijvoorbeeld een aantal keren verbaliserend opgetreden tegen de gezusters Schouten uit Maastricht, de gebroeders Mordang, eveneens uit de stad, en broer en zus Cox uit Kanne, respectievelijk 10 en 7 jaar oud!
betrapt
Het smokkelen van gedistilleerd gebeurde vaak in opdracht van een caféhouder of likeurstoker. Op velerlei wijze werd getracht de kostbare vloeistof onder het wakend oog van de commiezen ongemerkt de stad binnen te brengen. De meest gebruikte methode, vooral door vrouwen, was het op het lichaam binden van met alcohol gevulde varkensblazen of kruikjes. Het nadeel van die methode was echter dat de smokkelaars nogal opvielen door de regelmatige verandering van hun lichaamsomvang. Zo lezen we dan ook veelvuldig in de verbalen dat de ambtenaar ‘...een vrouwspersoon zag voorbijgaan, het welk hij aan de dikte onder hare kleederen, zowel als aan haren gang, verdacht hield verborgene goederen te vervoeren’. Vaak dachten de betrapte vrouwen hun hachje te kunnen redden door te verklaren dat ze in blijde verwachting verkeerden. Een vluchtig onderzoek door een ‘visiteuse’ bracht meestal snel de waarheid aan het licht. Genoemde varkensblazen met inhoud werden nog op andere manieren vervoerd: in kruiwagens, onder groenten, in zakken aardappels, in manden, onder hoofddoeken, in laarzen, ja zelfs in de schooltas van een tienjarige jongen! Verder troffen de commiezen het begeerlijke vocht aan in de dubbele bodem van een kruiwagen of in een hol gemaakt karrewiel! Een andere methode was de waar niet via de stadspoorten, maar via de wal en de muur binnenbrengen. Daartoe bond men aan de smokkelwaar lange touwen die over de wal werden geworpen. Vervolgens ging men zelf onopvallend de stad binnen. Na een tijdje werd de buit dan vanaf de muur omhooggehaald.
smakelijk
De smokkel van met name alcohol en gedistilleerd vormde in de jaren zestig van de vorige eeuw een flinke aanslag op de stadskas. Zo klaagde de burgemeester in 1864 dat de stad over de eerste tien maanden van het jaar ruim 30% minder accijns op gedistilleerd had ontvangen dan over de gelijke periode in 1863. Hij schrijft dit enkel toe ‘... aan den frauduleuzen invoer uit België, welke het gevolg is van de hooge belasting in ons Rijk’. De gewone man zal door deze uitspraak van de eerste burger z’n glaasje gesmokkelde Belgische jenever echt niet met minder smaak hebben gedronken!
bron
Archief Gemeentebestuur Maastricht, nrs. 124 (5 november 1864, par. 4) en 199; P. Doppler, Ontduiking der “stadsmiddelen” te Maastricht in vroegere eeuwen, in: MSG 38 (1918), 84-85
auteur
Frans Roebroeks