Het hoofd verloren….
“Help, mijn vrouw sterft!” Aldus schreeuwt Herman Pasman, een blinde bedelaar, terwijl hij op 10 december 1692 omstreeks vier uur ’s morgens naar de buren rent. Herman wordt vergezeld door de dames Denise Morreau en Sibille, beiden bij hem inwonend.
Samen met de buren rennen ze naar de stal van Hermans huis, waar Marie Vaessens, de vrouw van Herman, bloedend op de grond ligt te kronkelen. Ze dragen haar samen naar de keuken, waar zij ter plekke aan haar verwondingen overlijdt. Een onderzoek wordt gestart. Herman, Denise en Sibille worden meegenomen voor verhoor.
Tijdens het verhoor verklaart Herman dat Marie zichzélf de keel heeft doorgesneden. Daarnaast vertellen enkele getuigen dat Marie nogal vreemde uitspraken heeft gedaan die op zelfmoord zouden kunnen wijzen. Echter stellen de stadsdoctoren bij onderzoek vast dat Marie twee sneden in haar hals heeft en wonden op haar handen ontstaan door afweer. Tevens komt vast te staan dat Herman zijn vrouw mishandelde en bedreigde. Ook pleegde hij overspel met twee vrouwen - met Denise, die zelf getrouwd was, en met Sibille, een jonge vrouw.
Na diverse verhoren waarbij ook marteling werd toegepast, geeft Herman alsnog toe dat híj het was die zijn vrouw heeft vermoord. Hij zegt het gedaan te hebben met zijn scheermes. Herman wordt veroordeeld tot onthoofding.
Op 20 december 1692 snijdt een beul Herman de hals door met hetzelfde scheermes waarmee Marie werd verwond. De pastoor van St. Martinus noteerde in het parochieboek dat Herman Pasman op 20 december 1692 om 11 uur op de Markt in Maastricht werd onthoofd en zijn lichaam en hoofd buiten de poort van Wyck op een rad geplaatst werden. Het donderde en bliksemde die dag, schreef de pastoor. Sibille werd voor haar overspel gegeseld en de stad uit verbannen.
Auteur: Nicole Demas, 2017-2018
Bronnen: