Razend was de baron. Buiten zichzelf van woede. Dat is goed te zien aan de grove taal in het briefje dat hij op 23 maart 1677 schreef. Geen spoor meer van deftigheid, want een baron is tenslotte ook maar een mens. Een citaat: ‘Wat meugt gij twee vodden menen mij zodanig te abuseren (misleiden) met vaders geconterfeite (nagebootste) hand, daar die goede man bij de twee jaar simpel is geweest en nergens van weet. Die groete uitgebrusde hoor, een schandvlek voor de familie, die procedeert te Haren voor het gericht, maakt zich heer en meester van mijn heerlijkheid.'
Wolter van Isendoorn
De boze baron is Wolter van Isendoorn à Blois. Zijn inmiddels seniele vader heette Philibert en was heer van Borgharen. Maar waarom maakte Wolter zich zo kwaad? Om daar achter te komen moeten wij even de geschiedenis induiken en de gegevens op een rij zetten. Vóór 1800 maakte Borgharen deel uit van het Staatse gedeelte van het Land van Valkenburg. In 1647 kocht Philibert het kasteel en de heerlijkheid van Albert de Merode, vrijheer van Argenteau. Philibert stamde uit een protestantse Gelderse familie en was luitenant-kolonel bij de infanterie en bovendien commandant van de vesting Maastricht. Hij overleed op 11 oktober 1677. Als eerste volgde zijn oudste zoon Wolter (de boze baron van de brief) hem op.
Bent u nieuwsgierig? Dan kunt u de volledige archiefsprokkel 'Mijnheer de baron is boos' downloaden.
auteur
Rolf Hackeng