Zinkoxide, in de volksmond beter bekend als zinkwit, is een wit of geel poeder dat ontstaat door het bewerken van zink. Het kent vele toepassingsmogelijkheden. Zo wordt het onder andere gebruikt in de cosmetica, de zeep-, keramische, lucifer- en kunstzijde-industrie, in de landbouw, bij het zuiveren van vitaminen en in de fabricatie van papier en allerlei chemische producten. De bekendste toepassing is die in de verf- en rubberindustrie.
Zuid-Limburg - specifieker Eijsden en Maastricht - houdt een belangrijke plaats in de Nederlandse geschiedenis van de zinkwitindustrie.
De persoon die aan de basis van die industrie in onze provincie stond was de jonge en energieke Belgische ingenieur Georges Théodore Eugène Rocour (*Luik 1847 – †Luik 1903). In 1869, op 21-jarige leeftijd, behaalde Rocour zijn mijningenieursdiploma met hoogste onderscheiding aan de Universiteit te Luik. Door de Belgische regering werd hij als lid van een technische commissie naar de Tentoonstelling in Chicago gestuurd. Op die reis bezocht hij ook de New Jersey Zinc Company, die het Wetherill- (of Amerikaanse) procedé gebruikten. Dat betekende dat zij zinkwit direct uit de erts wisten te produceren, in tegenstelling tot het zogenoemde Franse, of indirecte, procedé, dat uitging van de verbranding van zuiver zinkmetaal.
Met deze nieuwe werkwijze wilde Rocour graag aan de slag. Hoewel zijn geboortegrond eigenlijk alle factoren had om een goede industrie op te bouwen (zo bestond er al de grote zinkwitexploitatie bij Kelmis, Vieille-Montagne) koos hij voor Nederland. Helemaal zeker weten we het niet, maar het kan te maken hebben gehad met het onderontwikkelde gebied (Limburg was qua industrie aan zijn lot overgelaten door het noorden en dus nog braakliggend terrein), de beperkte Nederlandse octrooiwet waardoor het Amerikaanse proces goedkoop gebruikt kon worden en de lokale bewoners die door de arbeid niet meer aan seizoensarbeid ver over de grens hoefden te doen.
Op 29 oktober 1869 richtte Rocour zich daarvoor tot het Ministerie van Financiën, die toestemming moest geven tot het stichtten van een fabriek zo dicht bij de Belgisch-Nederlandse grens. Die fabriek moest op het terrein ‘In den Winkel’, ten westen van het spoor bij Eijsden komen. Het terrein was begin dat jaar door Rocour aangekocht. De goedkeuring werd verleend op 29 oktober datzelfde jaar, zonder enig commentaar van de Eijsdenaren. Die reactie kwam pas na Rocours brief aan de Gedeputeerde Staten (GS), inzake de benodigde hinderwetvergunning.
Vele dorpelingen verzetten zich hevig en vreesden aantasting van de gewassen en het grondwater. In een brief aan GS zette de Gemeente Eijsden de bezwaren, én voorgestelde oplossingen uiteen. Geschrokken van de reacties riep GS allerlei experts bijeen, verzocht informatie van buitenlandse gemeenten met zinkwitfabrieken en liet zowel de gemeente als Rocour tijdens een vergadering hun pleidooi houden. Na al het wikken en wegen werd de vergunning (met tien voorwaarden) alsnog verleend. Ondanks verder verzet van de dorpelingen en een brief aan de koning, werd de vergunning een jaar later middels een Koninklijk Besluit nogmaals bekrachtigd, ditmaal met 11 voorwaarden. De zinkwit- en daarmee chemische industrie had in het zuiden van Nederland zijn intrede gedaan.
Op 8 september werd de Commanditaire Vennootschap G. Rocour te Eijsden opgericht om de zinkwitfabriek te exploiteren. Na de oprichting van enkele andere firma’s, overnames en naamsveranderingen neemt Rocour de in 1880 opgerichte Maastrichtse Zinkwit Maatschappij (MZM) over. Deze produceerde zinkwit op de voormalige vestinggronden aan de huidige Fransiscus Romanusweg. De Maastrichtse en Eijsdense fabrieken fuseren in 1895 en behouden de Maastrichtse naam.
De fabriek groeit vanaf dan met grote sprongen. Nieuwe fabrieken worden opgericht om lithopoon (ook een witte verfstof) en zwavelzuur te produceren. De oorspronkelijke weerstand bij de Eijsdenaren is omgeslagen. In een brief aan de gemeente Eijsden uit 1925 vraagt de Rooms-Katholieke Werkliedenvereniging St. Joseph te Eijsden zelfs om de MZM meer vergunningen te verlenen voor de uitbreiding van de fabrieken om zo de werkgelegenheid in de gemeente te vergroten.
De Zinkwitindustrie was echter ook een plaats van grote stakingen in het begin van de twintigste eeuw. De eerste vond plaats in 1919. De werkdruk was hoog, het loon laag, de omstandigheden slecht, en na een aantal jaren van oorlog en de gepaard gaande bedrijfsslapte werd de 24 uurs-zondagdienst weer ingevoerd. Nadat er geprotesteerd werd tegen deze omstandigheden werden 32 arbeiders met een 14 dagen opzegtermijn ontslagen. Na een brief van de vakorganisaties aan de directie werden ze op staande voet ontslagen. Hiermee sloeg de vlam in de pan. 250 van de 300 zinkwitarbeiders in Maastricht legden het werk neer. Bemiddelingspogingen boekten geen resultaten en in september dat jaar begonnen de Eijsdense arbeiders ook met staken. Na drie maanden kwam er eindelijk een einde aan de staking. De toezeggingen kwamen maar deels tegemoet aan de eisen van de vakorganisaties. Van erkenning van die vakorganisaties als vertegenwoordigers van de arbeiders kwam het niet.
In 1929 volgde de grootste Maastrichtse arbeidersstaking. Op zondag 21 juli was de zaterdagnachtploeg een half uur eerder klaar doordat ze eerder waren begonnen met schoonmaken. De controlerende bedrijfsingenieur ontsloeg daarop zes ploegwerkers en beboete vijf anderen. De overige twaalf ploegwerkers legden direct het werk neer. De redenen van ontslag werden later aangepast. Handreikingen van een vakbondsleider om het conflict op te lossen werden niet aangenomen. De middagploeg werd vervolgens door de stakende ochtendploeg tegengehouden. Dit alles speelde tot dan toe op de lithopoonafdeling. Na enkele dagen stonden er zeker honderd arbeiders buiten de poort, die de fabriek plat wilden leggen als het ontslag niet werd ingetrokken.
Van de arbeiders waren er maar weinig georganiseerd. Daarbij speelde ook een onderling conflict tussen de katholieke en socialistische vakbondsbewegingen. De eerste werd uiteindelijk erkend door de MZM, waarna zijn arbeiders het werk weer hervatten. Deze ‘werkwilligen’ werden vervolgens bedreigd en moesten in de fabriek ondergebracht worden. De staking duurde van juli tot november 1929. In die tijd vonden er vele gesprekken plaats tussen de MZM, vakbondsleiders, de geestelijkheid en het stadsbestuur. Er ontstonden rellen, politie en marechaussee moesten werkwilligen beschermen en er werd gedacht over een samenscholingsverbod, dat vanwege een tumultueus verlopen raadsvergadering in eerste instantie niet bekrachtigd werd.
Op een gegeven moment hadden enkele gemeentepolitieagenten bedacht de relletjes eens en voorgoed te beëindigen, al wisten hun superieuren hier niets van af. Negen agenten stelden zich verdekt op de route van de werkwilligen. Toen een aantal van hen, begeleidt door agenten en marechaussee, op dat punt aankwamen werden alarmschoten gelost. Dit was het teken voor de verdekte agenten om, al schietend, tevoorschijn te komen en de menigte weg te drijven die zich langs de route verzameld had. In de chaos werden er meerdere schoten in allerlei richtingen gelost, waarbij uiteindelijk de politiemannen Houben en Beckers dodelijk getroffen werden.
Uiteindelijk eindigde de staking in een concessie waarbij onder andere het uurloon van de lithopoonafdeling verhoogd werd. De socialistische arbeidersbond achtte de staking desalniettemin verloren, vanwege het snel overstag gaan van de katholieke arbeidersbond.
Na het rumoerige interbellum groeide de MZM onder Fernand Pisart uit tot een wereldconcern. Bij een geallieerd bombardement op de spoorbrug Maastricht (die grotendeels werd gemist) werd de oude Maastrichtse zinkwitfabriek op 18 augustus 1944 vrijwel geheel verwoest en niet meer heropgebouwd. De productie werd tot eind jaren 1950 voortgezet in de iets noordelijker gelegen fabriek te Limmel. Het deels ommuurde Zinkwitterrein aan de Franciscus Romanusweg lag vervolgens jarenlang braak. In 1965-1967 werd hier een kantoorpand gebouwd voor de Provinciale Limburgse Elektriciteits-Maatschappij, welk later een asielzoekerscentrum werd.
In 1975 werd de lithopoonfabriek in Eijsden gesloten en de zinkwitafdeling gemoderniseerd. In 1989 kwam ‘de Zinkwit’ in handen van de Belgische Union Minière (Mijnunie), die ontstaan was uit Vieille Montange. Sinds 2001 is het onderdeel van de Belgische Umicore groep.
Tim Sijbers
bronnen
- Pierre Ubachs, Ingrid Evers, Historische Encyclopedie Maastricht (Maastricht 2005).
- A. Smeets e.a., 90 jaren zinkwitindustrie in Nederland, 1870-1960 (z.p. 1961).
- Casper Cillekens e.a., De Zinkwitstaking 1929 : leven en strijd van de arbeiders/sters in het Maastricht van de jaren twintig (Maastricht 1979).
- HCL, Archief Gemeente Eijsden (Archiefcode 30.020):
- SHCL, Archief van de Koninklijke Maastrichtse Zinkwit Maatschappij te Eijsden, 1895-1975 (Archiefcodes EAN_1161 en EAN_1157.
- Wikipedia Maastrichtsche Zinkwit Maatschappij
- Scans/foto’s: zie onderschrift voor bronvermelding.
meer informatie
- over Vieille-Montagne/Kelmis: Phillip Dröge, Moresnet. Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje (Amsterdam 2016).
- Afbeeldingen: RHCL Beeldbank