Toen Ernest van Eysden een tijdlang bij Ernestina Bernaerdts in huis woonde, hadden zij ‘een diepe conversatie’ met elkaar en verwekten een tweeling. Op 5 juli 1685 werden de beide meisjes in het huis van hun peter Conrard Bommerschomme in Luik geboren. Volgens een uittreksel uit het doopboek van de parochie van Onze-Lieve-Vrouw-ad-Fontes werd de tweeling aldaar op dezelfde dag gedoopt. Opvallend is dat van de ouders werd vermeld dat zij echtgenoten waren en van de moeder dat zij Maria Ernest heette. Tot wat voor een miserie de onwettige status van deze kinderen zou leiden, blijkt uit één van de procesdossiers die bewaard zijn in de oude rechterlijke archieven van Maastricht.
Isabella
Meteen al op de dag na de geboorte overleed Catharina. Haar zusje Maria Elisabeth, die zich later Isabella noemde, bleef bij haar peter in de kost. Vanaf zeventienjarige leeftijd was Isabella op zichzelf aangewezen. Zij belandde in Maastricht en leidde hier een zwervend bestaan. Bedelend ging het arme kind langs de huizen, maar was wél in het bezit van een pakje documenten waaruit haar afkomst bleek. Bovendien stond in die stukken dat haar vader, die inmiddels getrouwd was met een andere vrouw, geld voor haar had gereserveerd. Helaas kreeg zij hiervan geen cent te zien en verloor door de barre koude ook nog eens het gebruik van een hand, waardoor zij helemaal niet meer in staat was in haar levensonderhoud te voorzien.
In 1717, zij was inmiddels 32 jaar oud en leefde samen met de vagebond Joseph Mersy, kwam zij achter het adres van haar moeder, die in de Papenstraat woonde. Meerdere malen kwam zij daar bedelend aan de deur, maar kreeg nooit enige blijk van herkenning. Zij vroeg haar moeder om hulp, maar die weigerde haar te ontvangen. Uiteindelijk kwam het toch nog zover dat Isabella via de advocaat van haar moeder een aanbod kreeg. Zij kon een bedrag van vierhonderd gulden krijgen op voorwaarde dat zij haar papieren inleverde en met Joseph Mersy trouwde, omdat zij inmiddels zwanger was. Bovendien moest zij de stad verlaten en voortaan over het verleden zwijgen. Uit pure armoede tekende Isabella de overeenkomst, trouwde en vertrok naar Luik. Intussen liet haar moeder, die niet onbemiddeld was, in haar testament opnemen dat zij nog eens vierhonderd gulden toekende aan ‘een in de stad gaand vrouwspersoon zich uitgevende voor de dochter van Van Eysden met de naam Isabella of anderszins’. Niet lang daarna, overleed Ernestina Bernaerdts. Zij had een nicht als haar enige erfgenaam aangewezen.
proces
Toen hij erachter kwam dat Isabella zich had laten afkopen, werd haar man Joseph Mersy woedend. Namens zijn vrouw spande hij een proces aan om de afkoop te kunnen terugdraaien. De brouwer Thijs, die de peter was van het inmiddels geboren kind, trad op als zijn zaakwaarnemer in Maastricht en kreeg éénderde deel van de erfenis in het vooruitzicht gesteld. Het proces werd een langdurige en tragische geschiedenis. Voortdurend traineerde de tegenpartij de voortgang. Herhaaldelijk drong Mersy erop aan om tot een snelle beslissing te komen, want hij ‘verging ende creveerde van miserie’. Toen hij op een gegeven moment het pakje documenten opeiste dat zijn vrouw had moeten inleveren, bleek tot zijn verbijstering dat de broer van haar moeder, de augustijn Pater Bernaerdts, deze als ‘zijnde van geen nut’ had verbrand.
In oktober 1723 kenden de schepenen het erfdeel aan Isabella toe, want in de loop van het proces was wel vast komen te staan dat zij de natuurlijke dochter van Ernestina was. Toch kreeg zij, ondanks al haar ellende, nog steeds niets, want eerst moest het juiste bedrag worden vastgesteld. Joseph Mersy vroeg om een voorlopige beschikking, maar helaas kwam deze noodkreet voor Isabella te laat. Zij was op 38-jarige leeftijd van honger en armoede gestorven. Bovendien meldde Mersy dat hijzelf en zijn zoontje Paul eveneens van de honger dreigden om te komen. Korte tijd later bleek dat de vader niet meer voor het kind kon zorgen, omdat hij aan de drank was. Anderhalf jaar later werd de hoogte van de erfenis vastgesteld en toegewezen aan het kind.
weeskind Paul
Toch was de zaak hiermee nog lang niet afgedaan. Zaakwaarnemer Thijs, bang dat zijn claim niet zouden worden ingewilligd, liet beslag leggen op de erfenis. Toen najaar 1728 werd vastgesteld hoe hoog deze schuld van Joseph Mersy was opgelopen, was hij eerst een tijdlang onvindbaar en vervolgens bleek hij overleden. Vanwege de beslaglegging kon het weeskind Paul nog steeds niet aan zijn erfenis en zwierf al op elfjarige leeftijd ergens in de buurt van Sittard en Maaseik rond. Of het met de erfenis nog goed gekomen is, vermeldt het dossier niet. Maar ook al zou het bedrag uiteindelijk zijn uitgekeerd, de vele staten van honoraria en gerechtskosten in het dossier doen vermoeden dat het merendeel in andermans zakken terechtkwam. Toch is er één lichtpuntje. In het huwelijksregister van de Sint-Catharinaparochie in Maastricht is terug te vinden dat Paul in 1739 trouwde. Misschien was ook dit een vagebondenhuwelijk en gingen hij en zijn vrouw, net als zijn ouders, zwervend en bedelend door het leven. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat zijn huwelijk hem de houvast heeft gegeven, die zijn afkomst hem niet kon bieden.
bron
Archief van de Luikse commissarissen-deciseurs, proces nr. 81 en doop-, trouw- en begraafboeken Maastricht.
auteur
Rolf Hackeng, bewerking naar een concept van dhr. A.M.G.G. Stroom (+)