De jaarwisseling, de overgang van het oude in het nieuwe jaar, wordt van oudsher met allerlei gebruiken gevierd. Het afsteken van vuurwerk gaat terug op oude vormen van volksgeloof, dat hierin en in andere vormen van licht en lawaai maken een probaat middel zag om boze geesten te verdrijven en de vruchtbaarheid te bevorderen.
Het knalwerk in de nieuwjaarsnacht is de laatste jaren echter dermate toegenomen, dat er, denk ik, meer boze geesten worden opgeroepen dan verjaagd! Bekend is ook het typische nieuwjaarsgebak. In het Zuiden, zeker in Limburg, had de wafel lang het alleenrecht tegenover de in het noorden regerende oliebol.
nieuwjaarswensen
Begin jaren 2000 liet het toenmalig Gemeentearchief Maastricht in het Centre Céramique in een kleine expositie fraaie exemplaren van nieuwjaarswensen zien, steeds met dezelfde ernstige en zoetsappige boodschap: het kleine grut wenst pa en ma alle goeds, dankt voor de verkregen weldaden en belooft zelf in het nieuwe jaar vooral braaf te zijn en zijn plicht te doen.
De toen getoonde exemplaren dateerden uit de negentiende en twintigste eeuw. In het Gemeentearchief, zo bleek bij toeval, zijn echter ook voorbeelden bewaard van vergelijkbare nieuwjaarswensen uit de eerste helft van de achttiende eeuw. En wat daarbij opvalt, is dat het kind zijn ouders als een ‘kleine volwassene’ toespreekt. Dit bevestigt een in historische kring bestaande opvatting dat het kind een ‘uitvinding’ is van de late achttiende eeuw, dat kinderen vroeger zogezegd niet bestonden.
kindertijd
Circa 1800 ontstond aandacht voor het kind-als-kind, voor de eigenheid van de kindertijd. Toen is het kind als spontaan, natuurlijk en onbedorven schepsel geboren. En van toen af konden zich pas ‘kindvriendelijke’ inzichten doorzetten. Wat natuurlijk niet betekent dat vóór die tijd de ouders niet van hun kroost hielden.
De kans op tegenslag, ziekte, en dood in het aardse tranendal was echter levensgroot. Een berustende, flegmatieke houding van de ouders bij de dood van het zoveelste kind duidt niet op gevoelloosheid maar was een voorwaarde om het leven aan te kunnen. En vergeten we vooral niet dat het christelijk geloof troost bood om de smart over het verlies te verzachten. Bij God in de hemel had het betreurde kind immers zijn thuis gevonden.
20e eeuw
De twintigste eeuw kan gezien worden als de eeuw van het kind. Door moderne ontwikkelingen - televisieprogramma’s, internet etc. - is de grens tussen kind en volwassene vaag geworden. Vastgesteld kan worden dat de opvoedingsidealen van de jaren zestig en zeventig – antiautoritair, geen dwang, overleg en onderhandelen met het ‘mondige kind’- ook niet tot de gedroomde ouder-kind-relatie hebben geleid. Her en der klinkt de roep om meer duidelijkheid in de opvoedingsrelatie: Nederland sukkelt naar de gapende afgrond! Klagen over de jeugd van tegenwoordig is van alle tijden, maar toch.
wens uit 1732
Hieronder volgt in aangepaste spelling een Maastrichtse wens uit 1732 van zoon Willem. De toonzetting heeft iets potsierlijks in moderne geseculariseerde oren. Maar zoals gezegd, hier is een volwassene in zakformaat aan het woord. De ouders van toen hebben vast met vochtige ogen hun oogappel, struikelend over al die moeilijke woorden, aangehoord. Al met al een tafereel van zalige braafheid.
“Zeer lieve en eerwaarde papa en mama,
Het is tot nu toe een oud en loffelijk gebruik geweest om in deze omstandigheid van tijd, in het algemeen en in het bijzonder, een gezegende Nieuwjaar te wensen. Die zulks met mond of pen, van nabij of van verre, inniglijk en hertelijk doen, tot een tijdelijk en eeuwig welzijn van hun dierbaren, worden zelden afgewezen, en hebben de vrijmoedigheid en hope te verwachten dat hun zegenwens voor lief zal aangenomen worden. Dat het ook mijn kinderlijke plicht is, hierin niets te verzuimen, om dit naar vermogen na te komen, is U, waarde ouders, en mij bekend. Daarom is heden mijn zwakke pen gaande, om U – neffens mijn lieve broeders en zusters – zo een gezegende stand naar ziel, geest en lichaam toe te wensen, in de gemeenschap en door de kracht en genade van Hem die machtig is, overvloedelijk te doen boven al dat wij bidden en denken kunnen. Waarbij ik nog voegen wil, mijn schuldige dankbaarheid, in behoorlijke erkentenisse van Uw goede vaderlijke en moederlijke zorg omtrent mij, hetwelk mijnen getrouwe Schepper gelieve barmhertiglijk te loonen, en goedertierenlijk te kroonen.
Uw ootmoedige en dienstwillige zoon Willem”
bron
Historisch Centrum Limburg: Oud-rechterlijke archieven, Boedels particulieren (ongeordend).
auteur
Ad Last