De meubels van Piet Klerkx 'In de twee fonteinen'. Aan ieder huis is wel een geschiedenis verbonden. Dit geldt met name voor oude huizen waarvan er in Maastricht veel te vinden zijn. Kijken we alleen al naar het grote aantal monumentale huizen met of zonder gevelsteen: zij kunnen zeer zeker een geschiedenis vertellen. Ditmaal nemen wij het hoekhuis Papenstraat / Sint Jacobstraat onder de loep, waar jarenlang de meubelzaak van Piet Klerkx en in een verder verleden het postkantoor en een brouwerij gevestigd waren.
de erfenis van Lemker de Quade
Toen notaris Nierstrasz in 1807 aan de erfgenamen van Casper Lemker de Quade vroeg hoelang het huis in hun bezit was antwoordden zij: “sinds onheuglijke tijden”. De archieven van de stad hadden ook tóen al het geheugen kunnen opfrissen en daarom gaan wij terug in de tijd. Op 2 maart 1711 werd aan de 21-jarige Jean Lemker, geboren in Kampen, op voordracht van oud-schepen Swerenveld als meester van het kramerambacht het burgerschap van de stad verleend. Het is daarom aannemelijk dat Jean Lemker kramer (handelaar) was. In 1716 trouwde hij in de Waals Hervormde kerk met Marie Gertrude de Quade. In 1719 was Jean ‘secretaire de la haute justice de Maestricht’. In 1721 werd zijn zoon Casper Guillaume Charles geboren. Jean was inmiddels opgeklommen tot burgemeester van de Brabantse zijde. Zoals bekend was de Sint Matthijskerk tussen 1632 - na de verovering van de stad door stadhouder Frederik Hendrik - en 1801 - toen Napoleon een concordaat sloot met de Paus - in het bezit van de protestanten. Jean Lemker werd er dan ook begraven in 1732. Ten tijde van zijn overlijden was hij Brabants commissaris-instructeur (dit is een van de vier ambtenaren die voor de instructie zorgden van de processen in appel bij de commissarissen-deciseurs, de vertegenwoordigers van beide de heren van de stad) en ontvanger van het land van Valkenburg. Zoon Casper Lemker de Quade, zoals hij zich later noemde, was kolonel en kapitein van een compagnie dragonders van beroep en gehuwd met Juliana Agatha van Burmania. Op 20 februari 1778 komt het huis voor het eerst voor in de Brabantse gichten als ‘een woonhuis met remise, stallingen gestaan en gelegen in de St. Jacobstraat makende het hoekhuis van de Papenstraat en grenzende aan het pand van dhr. Roosen’. Hoe het huis in bezit is gekomen van de familie, is helaas niet te achterhalen. Mogelijk geschiedde dit via vader Jean Lemker, misschien al door Casper de Quade. In 1807 verkochten de erfgenamen van Casper het huis aan Johannes Closset voor 13.350 Francs. De laatste was patissier van beroep, maar in de volkstelling van 1816 wordt hij vermeld als tafelhouder (geldhandelaar, bankier).
brouwerij
In het midden van de achttiende eeuw begon zich een nieuwe tendens af te tekenen, toen het bier als volksdrank voor het eerst ernstig bedreigd werd door andere dranken. Eeuwenlang was het hoge hoofdelijke bierverbruik de verklaring voor het grote aantal brouwerijen in de stad. Vele moesten nu sluiten en slechts enkele, waaronder de brouwerij van de uit Wyck afkomstige familie Bemelmans, konden zich redden. Een van de telgen Bemelmans, Henricus, bezat een brouwerij aan de Tafelstraat 619 (28) genaamd ‘De Vier Fonteinen’. In 1762 werd in de Sint Nicolaaskerk hun zoon Leonardus gedoopt. Deze trouwde in 1786 met Maria Gertrudis Nijst en in 1799 werd hun zoon Petrus geboren. Deze zette de brouwerij voort en trouwde in 1823 met Johanna Catharina Wolters. Kort na zijn huwelijk kocht Petrus Bemelmans het bewuste huis van Johannes Closset en verplaatste de brouwerij naar het hoekhuis Papenstraat / Sint Jacobstraat. Bekijkt men het huis dan ziet men dat de brouwerij tot een van de grote gerekend moet worden. Iedere brouwerij bezat in die tijd een gelagkamer waar het bier aan de man c.q. vrouw werd gebracht. Voor de mannen waren er bierkannen van koper of aardewerk met een inhoud van een halve liter en voor de vrouwen was er een ‘sjöpke beer’, een klein grof glas iets groter dan het gewone wijnglas. Evenals de café’s heden ten dage droegen deze gelagkamers namen. De gelagkamer van Petrus Bemelmans heette ‘In de Twee Fonteinen’. Misschien heeft hij zich laten inspireren door de naam van zijn geboortehuis dat ‘In de Vier Fonteinen’ genaamd was. Petrus Bemelmans was behalve brouwer ook brander en wijnkoper en in 1860 lid van de gemeenteraad. Toen Petrus in 1875 overleed volgde zijn zoon Michaël hem op. Deze, geboren in 1832, trouwde te Lille met Adèle Maria Valenducq, geboren in 1846. Toen Michaël in 1894 stierf verhuisde zijn vrouw Adèle in 1895 naar de Kleine Staat. Aan te nemen is dat de brouwerij Bemelmans toen voorgoed haar poorten sloot, aangezien Michaël’s enige broer Hubertus in 1863 naar Luik was vertrokken.
postkantoor en ziekenboeg
In 1875 werd op de hoek van de Helmstraat en het Vrijthof een nieuw postkantoor in gebruik genomen (Pizza Hut, voorheen Dominicain). Na meer dan 20 jaar werd het kantoor in 1896 overgeplaatst naar de voormalige brouwerij van Bemelmans. Voor de som van f.33.000,- werd het pand aangekocht en in de nacht van 11 op 12 oktober 1896 vond de verhuizing plaats. Met de ingebruikname van dit nieuwe gebouw werd een tijdperk ingeluid van een oneindige reeks klachten zowel van de kant van het publiek als van het personeel, de talrijke vertimmeringen en verbouwingen ten spijt. In 1913 werd tenslotte het voormalige Statenhuis van de familie Bonhomme aangekocht voor de som van fl. 50.000,-. Het Statenhuis had tot de Franse tijd dienst gedaan als hotel voor de commissarissen-deciseurs van de Staten Generaal, wanneer zij om de twee jaren de stad bezochten om de stadsregering te vernieuwen. In de nacht van 5 op 6 oktober 1918 vond de verhuizing plaats. De rol van het oude kantoor in de Sint Jacobstraat was hiermee nog niet ten einde. Op 2 november 1918 werd het gebouw gerequireerd voor de huisvesting en verpleging van zieke vluchtelingen.
In 1923 kocht de bouwvereniging ‘Eigen Huis’ het complex en verbouwde aannemer L. Theunissen het huis tot meubelmagazijn ‘De Oude Post’. Eigenaar werd Herman Schrijnemaeckers, gehuwd met Johanna Fisette. Bij deze verbouwing werden - vanaf het Vrijthof gezien - de eerste twee grote ramen aan de zijde van de St. Jacobstraat aangebracht. In 1929 volgde een tweede verbouwing waarbij de binnenplaats tot werkplaats werd verbouwd. Tot 1953 bleef het pand in eigendom van Herman Schrijnemaeckers waarna Piet Klerkx het huis kocht en er eveneens een winkel voor woninginrichting begon. Bijna 40 jaar bleef deze zaak er gevestigd. Eind 1992 sloot de winkel definitief zijn deuren. Sindsdien is hier een verlichtingszaak gevestigd.
bron
Burgerboeken, DTB-registers, gichtregisters, volkstellingen, bevolkingsregister, burgerlijke stand en adresboeken Maastricht.
auteur
Jo Boetsen