De Sjengen kunnen opgelucht zijn: hun carnaval is geen negentiende-eeuws importartikel uit het Rijnland, maar een product van eigen bodem. Van oudsher wordt in de stad carnaval of beter vastenavond gevierd. Het is het volksfeest bij uitstek, van jong en oud, en van alle rangen en standen. De oude traditie kreeg telkens nieuwe impulsen, tot op de dag van vandaag. Over de geschiedenis van die jaarlijkse feestexplosie kortheidshalve het volgende.
heidense wortels
De wortels ervan reiken terug tot in onheuglijke tijden. Goed verdedigbaar is de theorie, dat het hier om een vermenging van heidense en christelijke gebruiken gaat. Het traditionele Germaanse lente- en vruchtbaarheidsfeest zou christelijk ingekleurd zijn door de viering ervan vóór het begin van de vasten (op Aswoensdag) te plaatsen. De vasten is de veertigdaagse tijd van boetedoening en voorbereidende inkeer op het hoogfeest van Pasen. De Kerk zag sinds de vierde eeuw het vasten – het zich beperken in het gebruik van spijs en drank - als een praktijk die de mens in staat stelt zich boven zichzelf en het alledaagse te verheffen. In de jaren zestig van de vorige eeuw is het ooit strenge vastengebod, na in zijn eeuwenlange historie met regelmaat te zijn verzacht, teruggebracht tot twee dagen van vasten (één volle maaltijd) en onthouding (vleesloos), namelijk op Aswoensdag en Goede Vrijdag.
De Kerk kerstende dus oude vruchtbaarheidsrituelen. Maar werd carnaval daarmee ook een ‘katholiek’, door de Kerk gepropageerd feest? Verre van dat. Wie het huidig carnaval beziet, zal zich daarover verbazen. Want bestaat her en der niet het gebruik dat de prins in carnavalstijd met uitgebreid gevolg in vol ornaat de mis bijwoont? Vanaf de late Middeleeuwen en zeker na het Concilie van Trente (1545-1563) heeft er echter altijd spanning bestaan tussen de Kerk en uitbundig volksvermaak. De geestelijkheid trachtte het carnaval te beschaven, en keerde zich, doorgaans gesteund door de wereldlijke overheid, tegen het ongeremde zuipen en de vrijmoedige omgang der geslachten. De vastenavond kwam onder zware druk, maar verdween nooit.
zedeloosheid
In het archief zijn daarvan de bewijzen te vinden. Zo deed zich op vastenavond 1773 in een herberg op de Kleine Gracht in Maastricht een fikse ruzie voor. Smid Johan Rosen zat daar met enige buurtbewoners te drinken en plezier te maken. Johan hield zich daar wat lang op, te lang naar de zin van zijn thuiszittende vrouw Marie. Met opgestreken zeilen stoof ze het lokaal binnen, zag haar man zitten en ging vervolgens op straat schandaal maken over vrouwen die haar man met hoerige praat het hoofd op hol brachten. Daarna ging ze opnieuw binnen kijven tegen de dochter van de waard en de linnennaaister Greet Bastiaens: ‘Gij houd mijnen man op en oock die swarte hoeragtige Greet met haere swarte hoeragtige oogen, die daar sit tusschen die twee kerels…’.
In de jaren twintig van de vorige eeuw lag de carnavalsviering in Maastricht zwaar onder vuur. De behoudend-katholieke vereniging Voor Eer en Deugd en het R.K. Drankweer Comité riepen het College van Burgemeester en Wethouders in stevige woorden op paal en perk te stellen aan het drankmisbruik en de openbare zedeloosheid. In de eerste plaats door in de plaatselijke politieverordening een maskerverbod af te kondigen, dat wil zeggen het verbod zich in het openbaar te vertonen, het gezicht geheel of ten dele met een masker bedekt. ‘Immers het staat buiten twijfel, dat in de carnavalsdagen door het gemaskerd zijn de aanleiding tot het plegen van zedenmisdrijven veel grooter is dan bij welke andere gelegenheid ook. Carnavalsontspanning brengt geen volksveredeling en volksverheffing, doch veelal volksverwildering.’
De katholieke geestelijkheid van Maastricht, bij monde van deken Wouters, ondersteunde het verzoek. De kerkenraad der Gereformeerde Kerk ging nog een stap verder door bij de Gemeenteraad domweg afschaffing van het carnaval te bepleiten, ‘zoowel openbaar als in besloten kring’! Een breed samengesteld burgerinitiatief kwam tegen deze bevoogding in het geweer en deed een vlammend beroep op de vroede vaderen het feest in ere te houden ‘zoals deze de eeuwen door heeft bijgedragen tot de renommee onzer vaderstad’. De plaatselijke VVV-afdeling wees erop dat ‘het carnaval onzer stad van historische beteekenis is en een druk vreemdelingenbezoek ten gevolge heeft’. Het College van B&W bleek niet tot de verlangde harde maatregel bereid. De houding van de Kerk tegenover carnaval is pas na de Tweede Wereldoorlog en vooral in de jaren zestig veranderd.
De KRO wijdde een paar geleden een programma aan Vastenavond. Het heette ‘het gevoel van carnaval’. Wat is er de kern van? Een paar meningen die voorbijkwamen: voor een moment het alledaagse terzijde schuiven, even ontsnappen aan de dwangbuis van de dagelijkse sleur; als individu opgaan in het feestgewoel; een uitlaatklep voor opgekropte sociale spanningen. Zowel de vasten als de vastenavond revolteert kennelijk tegen de alledaagsheid. Het uitbundige feest met het oog op het vlees, de periode van inkeer met het oog op de geest. Maar in de ogen van de nuchtere buitenstaander zal carnaval een georganiseerde vorm van collectieve gekte zijn.
auteur
Koos Bahlmann
bronnen
- Foto 1: HCL Beeldbank, fotograaf Lahaye (L.01), fotocollectie GAM, ongenummerd.
- Foto 2: HCL Beeldbank, fotograaf Naseman (N.01), fotocollectie GAM, nr. 26422.